In de meeste stadsbussen heb je een paar brede stoelen voor gehandicapten. Twee dunne mensen kunnen er naast elkaar op zitten. Dit is overigens alleen prettig als het een bekende is. Je zit dan namelijk bil aan bil en daar houd ik niet zo van.
Gisteren zat ik op zo’n stoel. Ik ben niet gehandicapt en mag er eigenlijk niet gaan zitten. Ik neem me dan altijd voor om op te staan als er in de bus geen plaats meer is voor gehandicapten, oudere en alle andere minder validen mensen. Een dikke vrouw stapte de bus in en toen kreeg ik een innerlijk conflict. Wat te doen? Opstaan en haar mijn stoel aanbieden, of gewoon blijven zitten.
Na wat gepieker besloot ik om op te staan. Ze stond met haar rug naar me toe en ze hoorde niet dat ik tegen haar praatte. Op haar schouder tikken durfde ik niet en ging dus weer zitten. Inmiddels had de dikke vrouw zich ergens tussen gewrongen. Ze zat gedeeltelijk op de brandblusser. Het leek me niet echt comfortabel. Nog maar een poging doen. “Mevrouw wilt u hier zitten?” “Nou eh, zo dik ben ik nou ook weer niet” was haar antwoord.
Ze zag waarschijnlijk dat ik wat pips keek en zei: “Dank je, aardig dat je het vraagt maar ik zit hier goed”.
Dit doet me denken aan een ander voorval in de bus met een corpulente vrouw. Toen ik naast haar ging zitten werd ze boos. “Kijk uit! Je gaat boven op me zitten!” schreeuwde ze. Ze was zo dik dat ze anderhalve stoel in beslag nam. Ik kan er niet zoveel aan doen dat het dan wat krap is. Daar zijn dus de loveseats voor.
Een paar aanbevelingen om met het openbaar vervoer te reizen.
Rules of the underground: (1) Knees may be no more than six inches apart. (2) If you can’t control your offspring, watch as a stranger does it for you. (3) What did we say about checking out the girls? (4) The Post is only 25 cents—buy your own. (5) Holding the subway door makes everyone on the train love you. (6) As does loud music. (7) Lie down on subway only if dead.
Dit is een vertaling van een artikel uit El Pais geschreven door Álex Vicente, Parijs gepubliceerd op 22 maart 2015.
Velazquez, Venus in de spiegel, National Gallery Londen
In het museum “Grand Palais” in Parijs is na 25 jaar een grote overzichtstentoonstelling te zien van de Spaanse schilder Velázquez .
Dit zei Manet toen hij Velázquez ontdekte: “de schilder der schilders”, die alleen al een reis naar Madrid rechtvaardigde. De Fransen zullen vanaf aanstaande woensdag een reden minder hebben om de grens over te gaan. Het Grand Palais zal dan de deuren openen voor een grote tentoonstelling over deze Sevillaanse schilder die te zien zal zijn tot 13 Juli. De Spaanse koning en koningin zullen officieel de tentoonstelling openen op dinsdag, tijdens hun staatsbezoek aan de Franse hoofdstad. In de nu nog stille gangen van het Grand Palais, waar een team op vrijdagnacht de laatste schilderijen en bordjes ophing, schitteren nu al de 51 werken die toegeschreven zijn aan Velázquez. De jonge conservator Guillaume Kientz is het gelukt om ze samen te brengen.
Deze conservator, van de afdeling schilderkunst in het Louvre, die nog maar 34 jaar oud is, is de uitdaging aangegaan om de grootste overzichtstentoonstelling samen te stellen die doet denken aan de grote gezamenlijke tentoonstelling in het Museo Nacional del Prado in Madrid en het Metropolitan Museum in New York in 1989. Tenminste, als je let op het grote aantal en het belang van de in bruikleen ontvangen werken, afkomstig uit openbare- en privécollecties in Londen, Berlijn, Rome, Wenen, Budapest, Sint Petersburg, Dublin, New York, Washington, en vaak en veel obstakels moesten omzeilen.
Aan de uitleg voor een internationaal publiek is gedacht, dat ook niet per se bekend is met zijn werk. De tentoonstelling laat een chronologische overzicht zien van de hele loopbaan van Velázquez.
Het begint met zijn Sevillaanse periode, voordat de invloed van Caravaggio te zien is in zijn werk, en de realistische afbeeldingen van kroegen, zoals De keukenscene en Drie muzikanten en voordat hij zich richtte op zijn leven aan het hof van Felipe IV, waar hij in de herfst van 1623 begon. Verder wordt er aandacht besteed aan zijn twee reizen naar Italië en de terugkomst naar het hervormde hof na het tweede huwelijk van de koning.
Tijdens zijn leven, zal de schilder zich onderscheiden door zijn persoonlijke stijl die uitsteekt boven de strenge eisen van portretschilderijen die het koningshuis aan hem oplegde. Het laat ook de overeenkomst zien met Pablo de Valladolid. Op een bijna abstracte achtergrond, voegt hij Sebastian de la Huerta (lid van de Spaanse Inquisitie) toe. Het schilderij komt uit een privécollectie en “is bijna nooit voor het publiek te zien geweest”, aldus de conservator. Het steekt ook uit boven het legendarische raadsel dat veel van zijn schilderijen omhult, zoals de compositie van de vage reflectie van Venus in de spiegel, uitgeleend voor deze gelegenheid door de National Gallery in Londen. “Met Velázquez heb je nooit het gevoel dat je alles hebt ontdekt. Zijn mysterie is oneindig. Je weet dat je altijd wat meer zult zien”, zegt de hispanist Jonathan Brown, die als grootste expert van de schilder wordt beschouwd.
Van de bijna vijftig in bruikleen ontvangen werken, komen er 18 uit Spaanse musea. Het Prado heeft 7 van de 49 doeken uitgeleend die het museum in haar bezit heeft- het maximum aantal dat uitgeleend mag worden volgens de strenge eisen – waaronder Smidse van Vulcanus en het ruiterportret van de Prins Baltasar Carlos. Het Nationaal Erfgoed heeft twee schilderijen uitgeleend: De mantel van Jozef, dat normaal gesproken pronkt in het Koninklijk paleis El Escorial, en Het witte paard uit de collectie van het Palacio Real, een onaf werk dat een voorbeeld was voor de ruiterportretten die hij in zijn atelier maakte.
Het Hospital de los Venerables in Sevilla heeft twee werken uitgeleend, in ruil voor een schilderij van Murillo dat het Louvre zal uitlenen in 2016. Het Museo de Orihuela leent, ondanks haar terughoudendheid, De verleiding van Sint Thomasvan Aquino uit, dit op aandringen van de conservator en eveneens in ruil voor een werk van Philippe de Champaigne. Verder heeft El Palazzo Doria –Pamphilj in Rome het Portret van Paus Innocentius X gestuurd, het indrukwekkende werk dat Francis Bacon fascineerde door zijn hardheid en zijn krampachtige trek rond de mond. De Paus zelf overigens vond het schilderij niet mooi.
Velázquez – Paus Innocentius X
Op basis van een nieuw proefschrift, heeft de conservator het besluit genomen om het tentoon te stellen naast een model dat is toegeschreven aan het atelier van de schilder. Volgens Kientz zou een voorstudie zijn en is het geschilderd door Velázquez zelf, ondanks dat de meningen van andere deskundigen hierover uiteenlopen.
De noodzaak van de toestroom van geleende werken uit het buitenland kan worden verklaard door de schaarste van Velázquez in de Franse musea. Er was een dozijn in de collectie van de Franse Koning Lodewijk Filips I, maar ze werden geveild na zijn regeerperiode in 1850 en verspreidde zich zo over de hele wereld. Vandaag de dag heeft het Louvre slechts een portret van Felipe IV, in het depot van het museum voor Spaanse kunst in Castres en het wordt nu tentoongesteld. Er zijn slechts twee schilderijen meer in Frankrijk, een in Orléans en de andere in Rouen. “Tijdens de zestiende en zeventiende eeuw, was Velázquez alleen bekend in Spanje en werd hij alleen daar gewaardeerd”, zegt de hoofdconservator van het Prado Javier Portús in Le Monde. “De bekendheid van en de waardering voor buitenlandse kunstenaars was niet mogelijk tot de negentiende eeuw. Toen het Prado opende werd zijn werk bekender in Europa. Inmiddels hadden enkele kunststromingen zijn werk ontdekt. De Naturalisten en de Antiklassieken verdedigden zijn werk.”
Proust citeerde hem herhaaldelijk in zijn roman À la recherche du temps perdu en de filmregisseur Godard wijdde een scene aan hem in Pierrot le fou, waarin Jean-Paul Belmonde in bad een essay las over de schilder. Het doet hem denken aan “de trieste wereld waarin hij leefde, bevolkt door een ontaarde koning, zieke prinsen, idioten, dwergen en monsterlijke narren gekleed als prinsen”. Volgens de conservator kende de meerderheid van de Fransen zijn werk niet. “Het is interessant om te benadrukken dat het werk van Velázquez beroemd is maar tegelijkertijd ook onbegrepen”, schrijft Kientz in de catalogus. “Terwijl Velázquez nooit werd vergeten in Spanje, was hij wel een lange tijd onbekend in Frankrijk, of liever gezegd slecht begrepen.”
Het doel van de tentoonstelling is om de eer te herstellen van een man, die evenmin in zijn tijd werd gewaardeerd door de vreemde kwaliteit van zijn werk. “Voor zijn tijdgenoten leek het of de schilderijen nog niet af waren, en hierdoor was hij niet populair onder zijn tijdgenoten” schreef Ortega y Gasset in zijn tijd. “Ik had de meest impopulaire ontdekking gedaan: dat de realiteit zich onderscheidt van de mythe dat zijn werk nooit klaar was.”