Le Moulin de la Galette

Tussen de jaren 1870 en 1930 raakten kunstenaars die naar Parijs kwamen in de ban van Le Moulin de la Galette. De molen is niet een typisch voorbeeld van een muze maar de feesten die er plaatsvonden zijn te zien in enkele van de meest geliefde schilderijen in de kunstgeschiedenis.

Aan het eind van de 19e eeuw werd ‘Le Moulin Blute-Fin’ omgedoopt tot ‘Le Moulin de la Galette’ en werd het een populaire ontmoetingsplaats voor onder andere Renoir, Van Gogh, Toulouse-Lautrec , Casas en Picasso. Renoir’s ‘Bal du Moulin de la Galette’ is misschien wel het meest gerenommeerde exemplaar.

In dit blog laat ik diverse schilderijen zien van verschillende kunstenaars van Le Moulin de la Gallette, met een korte beschrijving.

Renoir

Iedereen kent het schilderij “Bal du Moulin de la Galette” van Renoir uit 1877. Het wordt gezien als één van de belangrijkste werken van het vroege impressionisme. Het laat een levendig publiek zien in de tuin. Dit schilderij wakkerde de interesse van kunstenaars aan.

Auguste Renoir ball at Le Moulin de la Galette
Auguste Renoir – Bal Moulin de la Galette 1876

Vincent Van Gogh

Hij kwam in 1886 aan in Parijs toen het impressionisme op zijn hoogtepunt was. De studio waarin hij woonde was dicht bij Le Moulin de la Galette en is vaak door hem geschilderd. Bijvoorbeeld de molen met op de achtergrond Montmarte en de Tuin achter Le Moulin de la Galette.

Henri de Toulouse-Lautrec

Dit schilderij is één van de eerste in de reeks waarin Toulouse-Lautrec het nachtleven van Montmarte schildert. Door de verf met terpetine te verdunnen lijkt het of het schilderij niet af is. Cruciaal is de diagonale houten barrière die het schilderij doormidden snijdt. Met aan de ene kant een uitbundige dansende menigte en aan de andere kant degenen die lusteloos aan de zijlijn toekijken.

Toulouse-Lautrec Moulin de la Galette 1889
Toulouse-Lautrec Moulin de la Galette 1889

Ramon Casas

Ramon Casas is één van de belangrijkste Modernisten en vertegenwoordiger van de Catalaanse schilderkunst. Aan het einde van de 19e eeuw kwam hij op vijftien jarige leeftijd naar Parijs om er te studeren. Hij is er drie jaar gebleven en schilderde een aantal schilderijen van de Moulin de la Galette. In plaats van de nachtelijke feesten concentreerde hij zich op het interieur overdag en de omgeving.

Casas Moulin de la Galette 1890
Ramon Casas – Moulin de la Galette 1890

Een ander bijzonder schilderij van Casas is het portret van de componist Erik Satie die staat als bohemien voor Moulin de la Galette, in Montmartre.

Ramon Casas Bohemien 1891
Ramon Casas Bohemien 1891

De drie vrouwen alleen

Drie vrouwen waarvan twee vrouwen binnen zijn afgebeeld en één vrouw buiten.

“Plein air”, de vrouw buiten Le Moulin is minder dramatisch dan de vrouwen binnen. Zij is eleganter en deftiger gekleed. Het feit dat zij haar hoofd van de toeschouwer afwendt, voorkomt dat we haar humeur kennen: haar eenzaamheid kan de reden zijn voor verdriet en ongeduld, maar het kan ook zijn dat ze geniet van het moment.

In de twee andere werken, geschilderd in Le Moulin, zijn de vrouwen dichterbij. Het interieur wordt gedetailleerd geschilderd. De beide vrouwen kijken droevig en bezorgt naar iets buiten het schilderij.

Madelaine drinkt alleen absint, door de spiegel op de achtergrond kun je zien waarnaar ze kijkt, namelijk dansende mensen.

Pablo Picasso

Picasso schilderde Le Mouin de la Galette voordat hij naar Parijs verhuisde. Hij woonde nog in Barcelona toen hij twee maanden Parijs bezocht tijdens de Wereldtentoonstelling in 1900. Tijdens zijn verblijf bezocht hij kunstgalerieën, de bohemien café’s en de danszaal van Le Moulin de la Galette. Het schilderij van de molen is zijn eerste werk in Parijs. Het wordt niet als één van zijn meesterwerken beschouwd, maar hij was pas 19 jaar toen hij dit schilderde. Door het gebruik van felle kleuren roept het een gevoel van beweging op. Het geeft ook zijn fascinatie weer voor decadentie en glamour in de beroemde danszaal waar de bourgeois en prostituees samen dansen.

Picasso Moulin de la Galette 1900
Picasso Moulin de la Galette 1900

Kees van Dongen

Van Dongen schilderde Le Moulin de la Galette vlak na zijn aankomst in Parijs. Hij woonde in een studio in hetzelfde gebouw als Picasso. Hij maakte zijn versie van het schilderij van Renoir waarbij hij de nadruk legde op de feestvreugde. Het werk was de bijdrage van de kunstenaar aan de Salon des Indépendants in 1906 maar bleef in zijn bezit tot de jaren vijftig toen hij het in zes stukken hakte en die hij apart verkocht.

Dongen Moullin de la Galette 1906
Van Dongen Moullin de la Galette 1906

Maurice Utrillo

Hij groeide op in Montmartre en was een schilder met een opvallend talent. Hij leidde een tragisch leven in de kunstwereld van Parijs. Als onwettig kind van Suzanne Valdon werd hij opgeleid door Degas en Toulouse-Lautrec. Zijn carrière werd beïnvloed door zijn alcoholverslaving. Hij maakte veel schilderijen van Montmartre. Hij inspireerde jonge kunstenaars om de werkelijkheid opnieuw te onderzoeken en abstract weer te geven.

Utrillo Moulin de la Galette and Sacre coeur
Utrillo – Moulin de la Galette and Sacre coeur

Santiago Rusińol

Een Catalaanse landschapsschilder in impressionistische stijl. Hij begon zijn studie in Barcelona en vervolgens ging hij in 1890 naar Parijs. Hij was bevriend met Casas en Toulouse-Lautrec.

Rusińol zag le Moulin de la Galette anders dan van veel andere kunstenaars. In plaats van de feesten beeldde hij de omgeving van de danszaal af. Hij schilderde zijn vriend Utrillo bij de ingang van het park bij Le Moulin de la Galette. Het schilderijen geeft een verloren gevoel omdat de tuin leeg is.

Ook het schilderij “De Kaartjesverkooptser” bij Le Moulin de la Galette maakt een verloren indruk.

Isaac Israëls

Van 1905 tot 1913 leefde Israëls in Parijs, waar hij een atelier had aan de Boulevard de Clinchy. Vlakbij het bruisende uitgaansleven van Le Moulin de la Galette. Hij was onder de indruk van het werk van Edgar Degas en Henri de Toulouse-Lautrec. Hij schilderde vooral mensen. In 1906 schilderde hij impressionistische schilderijen van “Le Moulin de la Galette”.

In godsnaam

De afgelopen weken heb ik gekeken naar het programma “Eindelijk thuis”. Het gaat over geadopteerde kinderen die samen met een ouder teruggaan naar hun geboorteland. Ieder kind worstelt met de vraag waarom wilde mijn moeder mij niet en heeft ze me afgestaan.

Ik woon boven een abortuskliniek en op de dagen dat er mensen komen voor een behandeling staan er anti-abortusactivisten voor mijn deur. Door de jaren heen begin ik steeds meer een hekel aan ze te krijgen. Inmiddels zou ik ze het liefst de nek omdraaien. Als ze er staan denk ik: “Laat mensen hun eigen keuze maken”. ”Wie ben jij om te bepalen dat een abortus slecht is”. Natuurlijk bestaat er het recht op vrije meningsuiting maar ik denk dat zij misbruik maken van dit recht. Ze laten het namelijk niet toe dat andere mensen een andere mening hebben.

Ze doen het in naam van God maar ik kan me niet voorstellen dat God hun handelen goedkeurt. Ze hebben één keer een molotovcocktail door de ramen gegooid om het pand tot de grond toe af te laten branden. Dat er onschuldige mensen in het huis wonen dat weerhield hen er niet van. Nou hebben ze me wel verteld dat ik bij de duivel woon. Waarschijnlijk zien ze me als een satanist en dat ik verbrand is geen enkel probleem. In hun opvatting zal ik toch eeuwig branden in de hel.

De folders die ze uitdelen zijn absurd en manipulatief. Een deel van de folders gaat over adoptie en hulp van de kerk bij het krijgen van een kind. Dat zijn nog de rationele folders die een alternatief en hulp bieden. Nu kom ik weer terug op het programma over geadopteerde kinderen, een adoptie is niet een eenvoudige oplossing. De kinderen blijven met de vraag zitten waarom ben ik afgestaan en ze voelen zich ongewenst.

Wat doe je als vrouw als je zwanger bent geworden door een verkrachting? Dan draag je negen maanden een kind, en hiermee een deel van de verkrachter, in je lichaam. Als het kind geboren wordt kan het op je verkrachter lijken. Je kunt het natuurlijk afstaan voor adoptie. Op een dag komt dan de vraag, “waarom ben ik geadopteerd?”. “Nou je moeder is verkracht door je vader en zij was bang dat ze niet genoeg van je zou kunnen houden” Stuur een kind met die boodschap maar het leven in.

Er zijn regelmatig zwangere jonge meisjes die zelf nog maar kinderen zijn. Een kind opvoeden is niet eenvoudig en het is nog maar de vraag of een meisje van zestien dat kan. Haar ouders kunnen haar helpen maar het blijft een lastig verhaal. Zo zijn er nog veel meer situaties te bedenken waarbij een zwangerschap ongewenst is en leidt tot een abortus. De mogelijkheid van een abortus is bij wet geregeld, de vrouw maakt dus een legitieme keuze.

Hun protest tegen abortus vind ik daarom moeilijk te accepteren. Vooral als het op een radicale manier gebeurt. Zo heb ik ooit een folder in mijn hand geduwd gekregen met daarin een stripverhaal. Een foetus die zegt “Mijn mama wil mij niet, zij gaat nu naar de moordenaar. Ze is bezeten door de duivel”. Het is ook een keer gebeurd dat iemand zich op de parkeerplaats aan een levensgroot kruis liet vastbinden. Het kruis stond op een groot laken met allemaal bloedspatten erop geschilderd en er stonden “artsen” om heen met bloedspatten op hun kleding. De vrouw aan het kruis wilde zich opofferen voor alle kinderen die overleden zijn om zo hun zieltjes rust te kunnen geven. Daar houdt het bij mij op.

Elk jaar is er ook een nachtwake op de datum dat de abortuswet in werking is getreden. Ze staan met fakkels en foetussen voor de deur. De foetussen worden uitgedeeld aan voorbijgangers; daar zit je na een gezellig avondje stappen niet echt op te wachten. Op zich is het geen groot probleem dat ze voor mijn deur staan. Wat wel een probleem is, is dat het randdebielen zijn. Afgelopen jaar hebben ze een brandende fakkel in de kliko gegooid. Ik kwam toevallig thuis en zag rook uit de kliko komen. Toen ik een man erop aansprak zei hij “Ik dacht dat hij uit was en niet meer brandde”. Hij deed ook geen enkele moeite om me te helpen om de fakkel eruit te halen en het vuur te doven.

Inmiddels spreken ze mij niet meer aan als ik langsloop, waarschijnlijk omdat ik te oud ben. Ze weten ook hoe ik erover denk: hun acties hebben helemaal niks met God te maken.

 

Tomboy

Morgen is het twee jaar geleden dat mijn moeder is overleden. Vreemd genoeg lijkt het alsof het gisteren was. Er is nog steeds een leegte die niet opgevuld kan worden, het blijft een enorm gemis. Het mooie is wel dat je niet minder van iemand gaat houden ook dat blijft hetzelfde.

De vraag is wat ik morgen ga doen, naar haar graf in Helmond om het te poetsen en er bloemen op te leggen, een kaarsje branden in de kerk, bloemen bij haar foto zetten en terugdenken aan haar als moeder.

Als kind was ik al anders dan andere kinderen. Ik wilde bijvoorbeeld niet met meisjesspeelgoed spelen maar met blokken, Lego, Playmobil, auto’s en een elektrische trein. Mijn moeder vond dat prima. Wel gaf ze me elk jaar met Sinterklaas een pop cadeau. Daar begreep ik helemaal niets van, hoe kan de Sint mij nou een pop geven. Het eindigde geloof ik bij een plaspop die ik binnen een dag had gesloopt. Ik wilde weten hoe het werkte; in de mond gaat het water, je knijpt in de bovenarm en dan gaat de pop plassen. Het hoofd heb ik ervan afgetrokken, de arm eruit gedraaid en op het lijfje heb ik staan stampen totdat het openging. Een kwestie van een paar slangetjes en een pompje. Einde pop!

Ik speelde ook altijd met jongens; voetballen, in bomen klimmen, vuurtje maken met een vergrootglas, visjes en kikkers vangen uit de sloot. Met de kikkers deden we een soort wedstrijd. We zetten twee kikkers naast elkaar en dan duwden we op hun kont. Ze gingen dan springen en de kikker die als eerste de eindstreep haalde had gewonnen. Ik vond het ook leuk om van alles uit elkaar te schroeven. Van mijn fiets had ik bijvoorbeeld een crossfiets gemaakt door de spatborden ervan af te schroeven. Daar was mijn vader niet zo blij mee.

Ik kwam vaak bij de huisarts omdat ik veel last had van oorpijn. Hij vond mij te jongensachtig en dat was niet goed. Ik moest meer opgevoed worden als een meisje. Zijn wijze raad was dat ik niet meer met jongens zou spelen en twee dagen per week een rok ging dragen. Anders zou ik niet leren hoe ik me als vrouw met een rok aan moest gedragen. Mijn moeder ging hier gelukkig niet helemaal in mee. In plaats van een rok droeg ik een broekrok. Ook mocht ik gewoon met jongens blijven spelen.

Bij mijn eerste communie moest ik natuurlijk wel een jurk aan. Mijn moeder had een communiejurk gemaakt die hetzelfde was als mijn doopjurkje. Op de dag van mijn communie klom ik met mijn jurk aan in een boom. Een buurvrouw die het zag ging naar mijn moeder: “Jullie Mayk zit in een boom, met haar witte jurk aan”. Ik moest direct naar binnenkomen en op de pianokruk blijven zitten totdat we naar de kerk gingen.

Mijn moeder was erg blij toen ik zelf kon lezen. Tot die tijd ging ik op elk moment dat ze ging zitten met een boek naar haar toe om me voor te lezen. Ik vond het erg fijn om met mijn duim in mijn mond en tutdoekje bij haar opschoot te zitten en naar haar te luisteren. Op een gegeven moment werd ik ook te groot, toen kon ze het boek niet meer zien als ik bij haar op schoot zat.

Mijn moeder vond het ook prima wat ik wilde lezen. Dat ik op achtjarige leeftijd een boek over Hitler van de volwassenafdeling wilde lezen was geen probleem. Maar de bibliotheek wilde het niet aan mij uitlenen zonder haar toestemming. Ook de schoolbibliotheek klaagde bij mijn moeder dat ik alleen maar informatieve boeken wilde lezen en geen verhalen. Die boeken waren bedoeld voor spreekbeurten, het was niet de bedoeling dat ik ze allemaal ging lezen. Van mijn moeder mocht wel einde “probleem”.

Ondanks dat andere mensen alleen maar problemen zagen heb ik een fijne jeugd gehad omdat mijn moeder me liet zijn wie ik was.

Hier waak ik

Gisteren was ik in de keuken een smoothie aan het maken toen ik ineens veel herrie hoorde. Het eerste wat ik dacht was “Frans doe even normaal met je ramen”, maar hij was helemaal niet thuis. Dan moet het geluid uit de tuin komen. Snel ging ik kijken en ik zag in de tuin twee jongens druk bezig bij het raam van de Laserkliniek. Het drong nog niet helemaal tot me door dat ze een poging deden om in te breken. Ik dacht : “Wat zijn die halvergare studenten nu weer aan het doen?” Toen ze me zagen liepen ze weg en bedacht ik ineens dat het inbrekers waren. Ik wilde wel weten waar ze naar toegingen. Na een megasprint door de gangen van het pand stormde ik de trappen af naar de voordeur. Tijdens deze actie bedacht ik het plan dat ik niet zo maar voor het pand zou gaan staan, maar de kliko’s binnen zou zetten. Ondertussen kon ik dan mooi zien waar ze waren. Ik zag ze aan de overkant van de straat lopen en dacht daar zijn we mooi vanaf.

Ik overwoog nog even om de politie te bellen maar dat leek me niet echt zinvol. Ze waren al lang weg. Aangezien er al meerdere malen ingebroken is heb ik er enige ervaring mee. Ik heb al eerder twee mannen betrapt die bij de Laserkliniek de lasers wilden stelen. Deze mannen droegen bivakmutsen dat vond ik wel eng. Toen ben ik naar een buurvrouw gegaan die vervolgens bij mij uit het raam ging hangen en riep “Betrapt”. Ze renden snel weg maar blij was ik er niet mee. De politie zei later tegen haar dat ze dat nooit had moeten doen omdat ze nu niet op heterdaad betrapt konden worden.

Ik heb gisteren mijn huisbaas gebeld om te vragen of hij wilde dat ik even in de tuin naar de ramen ging kijken. Hij vond het wel een goed plan om te gaan kijken maar alleen als ik niet te bang was. Ze waren al weg en vond het niet eng. Wel heb ik een metalen pijp meegenomen voor het geval ze er toch nog waren. Ik moest me in ieder geval kunnen verdedigen. Aan de ramen was niks te zien. Probleem opgelost! Toen ik in de tuin stond heeft mijn huisbaas me gebeld op mijn vaste nummer omdat hij het te lang vond duren voordat ik hem terugbelde. Hij is slimmer dan ik dacht, “Als je ergens verstopt staat in de tuin en ik bel je op je mobiel dan weten die gasten dat er iemand in de tuin staat”.

Van de inbraken was het meest enge de keer dat er in de zomer, toen de deur openstond, er ineens iemand mijn huis binnenliep. Toen hij me zag liep hij direct weg. Ik heb mijn huisbaas gebeld om te vragen of we een nieuwe schoonmaker hadden. Dat was niet het geval. Ik ben toenachter die kerel aangegaan, een verrekijker en Aldi-tas dat klopt ook niet. Hij was op zoek naar Shenaia. In dit corporale pand woont zeker geen Shenaia en ik heb hem buitengezet. “Ga maar buiten Shenaia bellen, ik weet niet waar ze is”. Uiteindelijk bleek hij beneden in de kliniek al veel dingen gestolen te hebben.

Wanneer ga ik het leren om de politie te bellen in plaats van zelf op onderzoek uit te gaan.

Dansende psychiaters

Een paar weken geleden wilde ik een afspraak maken bij twee psychiaters maar dat was nog niet zo eenvoudig. Deze week was namelijk het voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en alle psychiaters waren op dat congres.

Ik werd nieuwsgierig naar wat ze daar zouden gaan doen, welke onderwerpen er op het programma zouden staan. Het was een uitgebreid programma waar nog veel van te leren viel, onder andere “Ect, the state of the art”.

Wat me wel verbaasde was de feestavond. “Hét moment om onder het genot van een diner en een drankje bij te kletsen met uw collega’s en een dansje te wagen.” Op een of andere manier zie ik het niet echt voor me, dansende psychiaters.

Het kan zijn omdat ik zelf niet een goede danseres ben. Het zal niemand verbazen als ik zeg dat ik van dansles afgegooid ben. Ik ben namelijk a-ritmisch en wilde alleen maar met de lelijkste jongens dansen. Mijn hoop was dat die jongens het niet in hun hoofd haalden dat ik iets met ze wilden. Zo mooi als ik ben… Deze strategie werkte niet, helaas. Juist omdat ik met de lelijkste jongens wilde dansen, dachten zij dat ik wel meer wilde. Het leven van een puber is niet eenvoudig.

Maar goed, de dansende psychiaters op het themafeest The Roaring Twenties.De Muziek van de Boston Tea Party staat garant voor een geslaagd feest door hun passie voor een gezellige boel.” Gezellige boel, dat belooft wat! De locatie is geheim, dat vind ik dubieus ik wil graag weten waar ik naar toe wordt gebracht met een bus. Het is in het centrum van Maastricht, dus in ieder geval niet in een mergelgrot.

Afgelopen dinsdag heb ik voor mijn ect-behandeling aan mijn psychiater gevraagd of hij deze week zin had in een feestje. Eerst wist hij niet wat ik bedoelde en dacht hij dat ik jarig was. Maar de feestavond van het Voorjaarscongres dat zag hij helemaal zitten. Hij vond het vooral leuk om zijn collega’s weer eens te zien. Of hij gaat dansen dat betwijfel ik. Hij kende wel psychiaters die heel goed kunnen dansen. De dansvloer blijft dus niet leeg.

Op elk feest zijn er ook mensen die veel te veel drinken en al lallend mensen lastig vallen. Een straalbezopen psychiater zie ik ook niet helemaal voor me. Het is eigenlijk best een braaf beroep psychiater. Mijn buurman is een gynaecoloog en hij is toch een flamboyantere man.

Mijn begeleider vroeg of ik mijn psychiater dinsdag nog had gesproken. “Jazeker, hij heeft zin een feestje en hij gaat dansen met je collega psychiaters.” Toen werd het even stil. “Heeft hij nog iets gezegd over je behandeling?” “Nee”. Zij was helemaal gechoqueerd: “Ik vind hem altijd zo betrokken en professioneel, heeft hij verder niks gezegd?” “Nee, maar volgende week heb ik een afspraak met hem”. Dit stelde haar weer gerust.

Ik verwacht volgende week vrolijke psychiaters te zien, het duurt weer een jaar voordat ze zich kunnen uitleven.