Middagje winkelen

Afgelopen zondag ben ik gaan winkelen met mijn zus en mijn neef Jeroen. Bij de Bijenkorf stonden Jeroen en ik bij de uitgang te wachten, terwijl mijn zus in de make-up hoek bezig was. Ik houd niet zo van make-up, al snel voel ik me een travestiet of nog erger; een enge clown. De Mayke original is echt beter zonder make-up.

Jeroen en ik waren van plan om te gaan letten op tattoos. Het was mooi weer en iedereen liep er behoorlijk bloot bij. Nou is het Bijenkorf winkelpubliek niet echt de doelgroep voor tattoos. Een mooie tattoo is natuurlijk wel een kunstwerk en hierdoor een statussymbool. We zagen niets beters voorbijkomen dan “tribal-art”, vooral op de kuiten van mannen. Persoonlijk houd ik van wat meer kleur.

In de verte zag ik een hele nette mevrouw samen met haar man richting de uitgang lopen. Ik dacht direct, ‘die mevrouw die klopt niet, ze is te netjes’. Ik kreeg er een fout gevoel bij. Op het moment dat ik tegen Jeroen zei ‘Zij is wel heel netjes’, liep ze langs het poortje en ging het alarm af. ‘Zie je ze klopt niet, die mevrouw.’ De bewaker vroeg of hij even in haar tas mocht kijken. De dame begon erg tegen te sputteren, ‘Nee, dat is privé, ik heb hier niks gekocht’ … ‘Foute boel’ zei ik tegen Jeroen. ‘Wat heb je in je tas zitten dat zo privé is dat niemand het mag zien?’ Incontinentiemateriaal, een python?’ ‘Het kan ook wel kloppen dat ze niks heeft gekocht omdat het poortje afgaat. Ze heeft gewoon iets in haar tas gestopt zonder het te betalen. Kort gezegd is dat ordinaire diefstal.’ Jeroen vond dat ik wat snel oordeelde. ‘Als je hier echt niks gekocht hebt, moeten ze gewoon uit je tas blijven’. Toen ze door de bewaker werd meegenomen naar een kamertje was het wel duidelijk. Gewoon een te nette mevrouw.

Bij de Starbucks was binnen eigenlijk geen plaats om te gaan zitten. Er was nog één tafeltje vrij bij het raam. Op de tafel zat een sticker met de tekst dat het ‘tijdelijk niet in gebruik’ was. Dit kan ik niet zo goed begrijpen. Het was inderdaad zo dat het op dat moment niet in gebruik was. Maar wanneer begint en eindigt het tijdelijke niet in gebruik. Ik dacht laat ik de onduidelijkheid maar in mijn voordeel werken en er gewoon gaan zitten. Als wij er niet meer zitten dan is hij inderdaad weer tijdelijk niet in gebruik. Mij lijkt het logischer dat ze erop zetten dat het niet in gebruik is. Waarschijnlijk is hij niet in gebruik tijdens de coronamaatregelen. Maar of die tijdelijk zijn dat is nog maar de vraag.

Één van de weinige plekken waar je in de stad nog naar het toilet kunt gaan is bij de Hema. De toiletjuffrouw zit helemaal in een plastic cabine opgesloten. Ik heb geen idee hoe ze eruit zal zien als ze de toiletten schoonmaakt. Het kostte twintig cent, mooi bedrag. Ik kon zowel met pin als contant betalen. Om twintig cent te pinnen vind ik totale onzin en ik gaf haar vijftig cent. Naar het wisselgeld kon ik fluiten. Vanwege de Corona mocht ze geen wisselgeld geven. Toen ik dan toch twintig cent wilde pinnen, kon dat niet. ‘U heeft nu al betaald’. Ik zei tegen Jeroen dat ik weliswaar blij was dat ik naar de toilet was geweest maar dat ik wel opgelicht was door de Hema. Jeroen zei ‘Je moet teruggaan.’ Om mijn geld terug te vragen? vroeg ik. ‘Nee, je hebt zeker nog één keer het recht om te plassen en met tien cent erbij kun je een tweede keer. Moet je gewoon een bonnetje vragen, een soort coronaplasvoucher.’

Het was in ieder geval een enerverende middag.

Linnard en Dien: De gele ziekte

Twee jaar geleden schreef ik een blog over mijn oom Linnard en tante Dien: Canta. In mijn gedachte en die van Xandra leefden ze voort. Zo kreeg ik een prachtige Linnard en Dien kerst-sneeuwbol cadeau voor mijn verjaardag. Gezellig onder een rood lichtje samen in hun Canta in de sneeuw.

Toen kwam Corona en kreeg ik op een dag een mailtje van Xandra met de vraag: Wat zouden Linnard en Dien doen ten tijde van Corona? We verzonnen eindeloos verhalen. Tijdens de intelligente lockdown hadden we veel lol om het duo. Uiteindelijk schreef Xandra het verhaal en maakte de tekeningen. Ik vertaalde de tekst in het ‘hellemonds’. Dit is hun eerste avontuur: Linnard & Dien en de gele ziekte. Een waor gebeurd verhaal. Inmiddels is er ook een vervolg: Linnard & Dien en de verdwenen koekoek. Hierbij een preview van het eerste verhaal.

Op een mooie dag reden Linnard en Dien 

Een rondje in hun rode Canta.

De bomen stonden in bloei, de vlinder vloog rond

En het was stil.

Zelfs op de hangplek was niemand te zien. 

Er lag geen kruimeltje afval naast de prullenbak.

Dus zo stil was het.

‘Wat is het raar stil’. Moppelde Linnard in zichzelf.

‘Naar stil. Angstig stil’.

En voor Dien ook maar in de gaten had wat er gebeurde, Trapte Linnard op het gaspedaal en stoven ze met gierende banden en 45 kilometer per uur naar huis.

‘Ik vertrouw dit zaakje nie. Enne wâh gij, Dien?’

Thuis stond de telefoon

roodgloeiend.

Het was Anna, Diens zuster. ‘Ooooh, het is verschrikkelijk’, jammerde Anna, Wa makte me nau? Hedde gullie dâh dan nie geheurt? Oe is dâh nou meugelijk. Overal zijn zieke mensen. Eerst wurdt hullie hoar geel, en dan hullie gezicht en dan hullie hille lijf. En dan, verdwijnen ze gewoon. Niemand mag meer naar buiten, want het is hul besmettelijk. Hedde dâ echt nie geheurd?

Nou, daar zaten ze, Linnard en Dien, onder Linnards koekoeksklokken verzameling. Ze waren helemaal van slag van het verschrikkelijke nieuws. ‘Wâ moeten we nou doen?’ vroeg Linnard en hij keek naar zijn grote handen die stil op tafel lagen. ‘Gij… gij…’ zie Diens ineens, ‘Gij moet iets doen met oewe handen. Gij het de gáve, Linnard, gij moet dien mensen genezen’. ‘Ja’. Antwoorde Linnard. ‘Woar zouden ze zijn, denkte gij Dien? Die zieke mensen?’ In het gasthuis natuurlijk.’ Zei Dien beslist. ‘Kom, Linnard we gôn.’

Maar zo gemakkelijk ging dat allemaal niet. Om veilig naar buiten te kunnen moest er wel het een en ander gebeuren. Eerste verknipte Dien twee pantykousjes om voor hun gezicht te binden. ‘Het is toch wel zund hoor’. mopperde ze, ‘ maar ja het voor het goeie doel’. Linnard vond op zolder een oude duikbril met snorkel en vuurwerkbril voor Dien. ‘Het moet nie in oewe auge komen, hedde ze gezegd op de tillevisie’. Tenslotte, om iedereen onderweg op afstand te houden, bonden ze twee bezemstelen aan elkaar met aan de uiteinden de grote roze opgeblazen huishoudhandschoenen van Dien. ‘Die moeten we nie kwijtrakenhoor’, zei Dien toen ze instapten. ‘Ik moet vanavond nog wel afwassen.’ ‘Ja, ja’ bromde Linnard. ‘Kom we gôn’.

Op straat was het nog steeds doodstil. ‘Nou kende lekker doorscheuren Linnard.’ mompelde Dien van achter haar pantykousje. Maar Linnard was zo zenuwachtig dat hij wel drie keer een verkeerde straat inreed en uit moest stappen om de Canta te tillen en te keren.

Na al dat optilen en keren waren Linnard en Dien helemaal gesloopt. Linnard was zijn pantykousje kwijt en Dien haar vuurwerkbril. Ze hing met haar pruik scheef op haar hoofd tegen Linnard’s brede rug. Langzaam kropen ze vooruit naar de parkeerplaats van het gasthuis. Met twee geknakte bezemstelen en de slappe roze huishoudhandschoenen van Dien.

Op het parkeerterrein stond een reus van een beveiliger hen op te wachten. ‘En wâh denkte dat gullie gut doen?’ vroeg de beveiliger. ‘Wij komen de zieken genezen’ antwoordde Linnard. ‘Zedde gij n dokter dan?’ vroeg de reus. ’Nee’ piepte Dien van achter uit de Canta. ‘Dit is Linnard, hij het de gáve. Kom Linnard laat oewe handen eens zien an dè manneke.’ Linnard toverde zijn handen tevoorschijn en wapperde ermee in het gezicht van de beveiliger. ‘Ooohh, maar gij zeit dé Linnard.’ zei de man bewonderend, ‘Vooruit vlug dan maar Daar zullen ze binnen wel blij om zijn dâh gij kumt!’

Met een stevige tred liep Linnard door de lange gang van het gasthuis. Bij iedere stap die hij zette werd hij iets groter en begon hij steeds meer blauw licht uit te stralen. Linnard hoefde niet te vragen waar de zieken waren. Dat voelde hij. Overal stonden de dokters en de verpleegsters op afstand te juichen. ‘Linnard is er!’ riepen ze. ‘Alle kumt nou goed!’

De zieken, die helemaal geel zagen, lagen in hun bedden achter het glas. ‘Da geeft hullemaol nie’ zei Linnard. ‘Ik straal daar zo doorhinne’. Hij legde zij grote lichtblauwe kolenschoppen tegen het glas en binnen een paar minuten trok bij alle zieke de gele kleur weg. Zaal na zaal deed Linnard zijn helende werk. Hij was er tot de avondboterham mee bezig.

Kom, nu moeten we naar hois hoor, Linnard.’ zei Dien toen de laatste patiënt genezen was. ‘Ik moet de erpels nog schillen.’ Toen ze met de rode Canta van de parkeerplaats reden stonden voor alle ramen de genezen patiënten te juichen en te zwaaien. Linnard en Dien zwaaiden vriendelijk terug. Iedereen zag er weer helemaal normaal uit. Behalve twee mannen wiens haar nog raar geel was. ‘Ach …’ zei Linnard terwijl hij zijn schouders ophaalde, ‘misschien waren ze al zo. ‘Nou ik vind da gij het goe gedoan het’. zei Dien. ‘Maar ik, wâh zal ik blij zijn als ik zit, en gij?’