Sommige mensen zijn niet gemaakt om na te denken en zo ben ik niet gemaakt om te sporten. Toen ik 10 jaar was ging ik op tennisles, een beetje beweging doet een kind goed. Ik weet zelf niet meer waarom ik wilde tennissen. Misschien omdat mijn oudere zus het leuk vond.
Van de tennisles kwam echter niet veel terecht. Alles interesseerde me behalve de tennisles. Het waren best dure lessen en een beetje inzet werd wel van me verwacht. Op een dag deden we een oefening waarbij je de bal over het net moest slaan en aan de andere kant een krant moest raken. Leuke coördinatieoefening. Wat er in de krant stond interesseerde me echter meer dan de oefening. Op mijn knieën ging ik de krant zitten lezen en kroop ik door de tennishal naar de volgende krant. Dat kinderen probeerden met de bal de krant te raken, vond ik erg irritant. Het stoorde me bij het lezen. Al die tijd zat mijn moeder te kijken vanuit de kantine. Een tennistalent vond ze me denk ik niet. Bij wedstrijden was ik een ster in het uitslaan van de ballen. Des te eerder kon ik weer naar huis om verder te gaan met mijn projecten. De tennisles was wel leerzaam, hoe komen de ballen uit de ballenkanon? Ik hing met mijn hoofd voor de buis waar de ballen uitkwamen en kreeg er een aantal tegen mijn hoofd. Dat deed wel even pijn maar ik begreep nu wel hoe het werkte.
Gymlessen waren aan mij ook niet besteed. Een handstand of een radslag vond ik totale onzin. Een mens is hiervoor niet gemaakt, dacht ik. Ik stond op mijn voeten zoals het hoorde, waarom zou ik op mijn handen gaan staan. Ook het vogelnestje in de ringen weigerde ik te doen. Door mijn weigerachtige houding kreeg ik regelmatig een één. De oefeningen op de balk deed ik nog wel, maar de gymjuf vond dat ik het weinig gracieus deed. Als een boerin op klompen stampte ik over de balk. Ik vond het wel een aardige inspanning. Het hielp natuurlijk niet dat ik altijd een onvoldoende kreeg. Hoger dan een vijf heb nooit gekregen voor gym. Ik vond dat inzet wel beloond moest worden. Minimaal een vijf en half leek me redelijk.
Bij trefbal was ik de eerste die werd getroffen en ik zat op de bank te kijken naar de zinloze activiteiten van mijn klasgenoten. Bij het basketballen werd ik furieus als iemand dichtbij me bleef staan of me aanraakte. Als autist vond ik dat erg hinderlijk. Ik duwde de ander zo hard weg dat hij op de grond viel. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Dan werd ik uit de les gestuurd, einde gymles.
Van lieverlede kreeg ik steeds beter door hoe ik de gymlessen kon vermijden. Bijvoorbeeld door in de lente over mijn hals te wrijven. Ik kreeg dan rode vlekken en zei dat ik allergisch was. Ik mocht me direct weer omkleden. Vaak vergat ik mijn gymspullen. Dan moest ik als straf het schoonplein vegen na schooltijd maar dat vond ik wel leuk om te doen. Zinvol bewegen daar is niets mis mee.
Sommige mensen zeggen dat ze het erg vonden dat ze op school bij de gymles, altijd als laatste werden gekozen. Deze mensen hebben waarschijnlijk wel de drive om te sporten. Het maakte mij helemaal niet uit omdat ik vond dat ze gelijk hadden. Ik was echt geen aanwinst voor het team.
Alleen de apenkooi vond ik nog wel leuk om te doen. Dan kon ik mijn eigen gang gaan. Gewoon een beetje klimmen en rondrennen zonder teveel gedoe. Zonder spelregels was het goed spelen. Geen lichamelijke opvoeding maar ik leefde me uit zoals apen in hun kooi.