De AH plaaggeest

Vorige week schreef ik een artikel over Miguel en zijn autistische dochter Maria. Hij vindt het erg vervelend als mensen boos naar hem kijken, in de zin van voedt je dochter eens op. Waarom kijk ik, als autist vaak boos naar normale mensen die hun normale kinderen niet opvoeden?

Vandaag was ik in de supermarkt en waren er drie kleine kinderen op blote voeten, in een oranje zwembroekje die door de supermarkt heen renden. De bijbehorende ouder was weer eens nergens te bekennen. Oké dacht ik, laat ik mijn ergernis omzetten in iets positiefs. Ik krijg punten als ik zo’n kind erger. Wegblokkeren 10 punten, tegen mijn mandje laten aanlopen 20 punten, met letsel (blauwe plek) 30 punten, struikelen 40 punten en hard huilen 50 punten.  Ze waren met zijn drieën en dat telde lekker op. De oudste scoorde vooral 30 punten omdat die het hardst rende, tja dan krijg je een blauwe plek als je tegen mijn mandje aanloopt. De jongste scoorde een paar keer 40 punten omdat hij nog niet zo goed kon lopen en mij niet kon ontwijken. De middelste scoorde alleen 20 en 30 punten. Ze scoorden zo vaak dat ik de tel kwijtraakte. Maar ze haalden zeker 200 punten. Het is niet gelukt om 50 punten te scoren, dat is jammer.

Ik hoopte erop dat ze uit mijn buurt zouden blijven na een paar aanvaringen maar dat is niet gelukt. De moeder van de kinderen heb ik boos aangekeken. Ze zei met een glimlach “Het is warm”. Hoef je je kinderen dan niet meer op te voeden? Verandert de hele supermarkt dan ineens in een speelplaats voor kinderen? Je moest ze eigenlijk net als een hond vastbinden bij de ingang van de supermarkt.

Bij het afrekenen gingen ze achter me in de rij staan! Ik zei tegen die kinderen dat ze moesten opzouten omdat ik er klaar mee was. Ineens kijkt iedereen mijn kant op. Ben ik een keer eerlijk is het ook weer niet goed. De moeder zei boos “Wat zeg je tegen mijn kinderen?!” Mijn antwoord, met een glimlach: “Het is warm” en ik draaide mijn rug naar haar toe.

Bevalt goed zo’n spel. Misschien moet ik een appie app zoeken voor het spel “de AH plaaggeest” zodat ik de puntentelling bij kan houden.

Larry David Argues with kids

 

Op de step, ben zo blij dat ik hem heb

Vandaag ben ik vroeg boodschappen gaan doen in verband met de warmte. Ik was nog niet helemaal opgestart maar dat leek me ook niet nodig. Je maakt een lijstje met boodschappen, in de winkel doe je ze in je mandje en bij de kassa reken je af. Eenvoudig.

Helaas was het niet zo simpel. Om te beginnen stonden er twee vrouwen te praten voor het schap met de maaltijdsalades. Het gezicht van de ene vrouw stond op huilen en de andere vrouw keek erg serieus. Er was hier duidelijk sprake van een probleem. Voorzichtig vroeg ik aan hen of ik er even bij mocht. Ze keken me heel boos aan en ik dacht “Oké ik ben al weg, ik kom later wel terug”.

Ik liep door de supermarkt en steeds was er een meisje op een stepje die me bijna omver reed. Het begon me allemaal behoorlijk te irriteren. Eerst twee vrouwen die een trauma staan te verwerken in de supermarkt, vervolgens een meisje op een step, waar houdt dit op?

Het was vast weer zo’n montessori kind, die zelf de grenzen moet leren kennen. Waarbij de ouders hun kind niet opvoeden maar dit overlaten aan anderen. Aan mij, in dit geval. Ik vroeg aan het meisje om met haar step naar buiten te gaan. Buiten rijdt je op je step en niet in de supermarkt”. Ze keek me aan met de blik  van “Waar bemoei jij je mee”. Het was veel te vroeg voor deze missie en ik dacht laat haar maar… Zen.

Even leek het erop dat het meisje wat voorzichtiger door de supermarkt reed. Ik vroeg me wel af “Waar zijn de ouders van dit kind?”. Bij het toetjesschap reed ze weer bijna tegen me aan. Mijn frustratie-tolerantie grens was bereikt. Mijn intentie was om met mijn been tegen haar step aan te duwen. Per ongeluk raakte ik het meisje, niet hard overigens. Ze begon direct hard te huilen en te roepen “Je mag me niet schoppen!” Ik zei tegen haar dat ze moest ophouden met huilen omdat er niks aan de hand was, dat ik haar niet had geschopt. Een man in de supermarkt begon zich er mee te bemoeien, “Je schopte haar wel”. Het enige wat ik nog kon zeggen was: “Oké sorry…” Ik had geen zin in een discussie over dit shit kind met haar stepje en liep gewoon weg.

Terug naar de maaltijdsalades in de hoop dat het probleem van de vrouw opgelost zou zijn. Tot mijn grote schrik stond het meisje bij de vrouwen voor het schap. Het kind riep direct “Die mevrouw heeft me geschopt.” En ze wees naar mij. De moeder van het meisje begon tegen me te schreeuwen of ik wel goed bij mijn hoofd was. Ik probeerde mezelf nog te verdedigen door te zeggen dat het een corrigerend tikje tegen haar stepje was en ik haar niet echt had geraakt. Dat hielp niet. Om verdere problemen te voorkomen overwoog ik om mijn mandje met boodschappen te laten staan en snel de winkel uit te lopen. Maar ja, dan heb ik geen eten. Ik liep vlug naar de kassa en gelukkig was er geen lange rij en stond ik snel buiten. Ik ga nooit meer vroeg naar de supermarkt.

 

 

Het kind en ik

Muurgedicht in Leiden

Een van mijn favoriete gedichten is “Het kind en ik” van Martinus Nijhoff. Het beeld dat je eenvoudig naar een andere wereld kunt gaan door een wak in het kroos te maken. Een kind dat aan een schrijftafel staat te schrijven. De woorden die weer verdwijnen na het lezen ervan.

De vierde stoffe spreekt me het meest aan:
Maar toen heeft het geschreven
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

Schrijven zonder schroom vind ik moeilijk omdat je een deel van je leven opent voor de lezer. Vaak ben ik gehaast maar om alles goed tot me door te laten dringen is rust nodig. Het risico van poëzie is dat het helemaal stuk kan geïnterpreteerd worden. Ik vind het belangrijker dat ieder het leest op zijn eigen manier. Deze ruimte biedt poëzie, net zoals een schilderij dit doet.

HET KIND EN IK

Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.

Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.