Vorige week maandag was er een mevrouw op mijn werk en haar lidmaatschap was verlopen. Ze wilde het verlengen met een half jaar omdat ze niet lang meer zou leven. Ze had darmkanker. Het werd behoorlijk ingewikkeld omdat ze uiteindelijk niets meer wilde betalen, ook niet voor een half jaar. Want ze had maximaal een half jaar te leven, ze wilde niet betalen voor de tijd dat ze dood was. Na overleg met mijn collega’s besloten we dat als ze voor een half jaar zou betalen, het probleem was opgelost. Enigszins mokkend besloot ze om hiermee akkoord te gaan. Het bonnetje hoefde ze niet want ze was immers ten dode opgeschreven. We waren allemaal een beetje ontdaan, nog maar een half jaar te leven dat is niet lang.
Afgelopen maandag kwam ze met het goede nieuws dat ze geen kanker had. Een wonderbaarlijke genezing waar geen Jomanda aan te pas was gekomen. Ze wilde nu wel een bonnetje zodat ze kon aantonen dat ze voor een half jaar had betaald. Een nieuw bonnetje maken was geen probleem.
Ik vind het lastig om af te wijken van de regels. Een halfjarig lidmaatschap doet mijn hersens kraken. Bij wijze van spreken denk ik; afspraak is afspraak het lidmaatschap kan nu niet met nog een half jaar worden verlengd, want het kan zijn dat ze dan toch overleden is.
Vreemd hoe mensen soms een voorschot nemen op de dood. Één keer ga je dood, dus uiteindelijk krijgt ze gelijk.
Het doet me overigens denken aan het boek “De Aansprekers” van Maarten ’t Hart waarin een suïcidale man elke dag naar de begraafplaats komt om aan de grafdelver te vragen of de vorst nog in de grond zit. Maandenlang geeft hij hetzelfde antwoord, “De vorst zit nog in de grond. Ga alsjeblieft nu nog niet dood want het is zoveel werk om een graf te graven”. Vervolgens komt de lente en is de vorst uit de grond, de man maakt een einde aan zijn leven. De grafdelver heeft de man nog een aantal maanden in leven gehouden.