De afgelopen maanden krijg ik electroshock behandelingen in het UMC. De behandeling gebeurt onder narcose en daarom word ik een dag opgenomen. Eén van de nadelen vind ik de mannen op de afdeling, die kunnen zich niet beheersen. Nou is dat misschien ook wel teveel gevraagd op een psychiatrische afdeling, maar toch.
Het begon met “Ik vind jou een tof en lekker wijf en je haar zit heel leuk”. Iedere keer als ik zat te roken kwam hij bij me zitten. Ik wist niet zo goed hoe ik moest reageren. Met name op het deel: “Voordat ik een einde aan mijn leven ga maken wil ik dit toch nog even tegen je zeggen”. Het zijn ook geen gevoelens die je onuitgesproken je graf mee wilt innemen. Ik vroeg me wel af of ik bij de verpleging moest gaan melden dat hij een einde aan zijn leven wilde maken. Maar ja, hij zit er natuurlijk niet zonder reden.
Een andere man wilde graag contact met me blijven houden als ik thuis was. “Ik mis je de hele week zo, je geeft me zo’n fijn gevoel. Mag ik je bellen, maar één keer per dag. Alsjeblieft”. Met mijn vage ect hoofd heb ik hem mijn telefoonnummer gegeven. Eenmaal thuis baalde ik ervan: “Dat heb je weer lekker voor elkaar Mayke. Hangt er elke dag een wanhopige man aan de telefoon”. Iedere keer als mijn telefoon ging en er geen naam in de display stond wilde ik eigenlijk niet opnemen. Maar hij belde me gelukkig niet, ik vroeg me wel af waarom niet. Heeft hij zelf ingezien dat het niet zo’n goed plan is? Is hij me weer helemaal vergeten? Of is hij dood?
De keer daarop zag ik hem weer. Hij had geprobeerd me te bellen maar het telefoonnummer klopte niet. “Welk nummer heb je dan gebeld? 06-191044676. Dat is het nummer van mijn bankrekening, geld storten mag natuurlijk altijd.” Mijn telefoonnummer heb ik hem niet meer gegeven.
Het meest vervelende vond ik de half verlamde man uit Limburg. Op een ochtend dat ik helemaal geen zin had in de ect behandeling kwam hij naar me toe in een wit t-shirt en een knal blauwe joggingbroek. Ik kende hem van een eerdere opname. Hij wilde me wat vragen. “Klopt het dat er iets is tussen ons? Dat we een speciale band hebben? Dat er een vonk is overgeslagen?” De enige vonk die er is overgeslagen is de stroom op mijn hoofd dacht ik. Om een einde te maken aan deze situatie riep ik maar heel snel ik ben autistisch, bijzondere, speciale spanningen met mensen merk ik niet op. Iedere keer als ik hem zie denk ik wat ben jij een oetlul met je “iets tussen ons”. Als je een vrouw wil versieren trek dan in ieder geval iets fatsoenlijks aan. Niet zo’n lullige te kleine knal blauwe joggingbroek. Maar goed, hij spoort natuurlijk niet.
Dit zijn slechts een paar voorbeelden. Er wordt regelmatig aan me gevraagd of ik seks met iemand wil hebben. Steeds antwoord ik dat ik autistisch ben en niet geïnteresseerd ben. Ik vind het lastig om het in het juiste perspectief te plaatsen. Het zijn zieke mensen die niet helemaal goed weten wat ze doen of zeggen. Waarbij de grenzen zijn vervaagd en die je het niet kwalijk kunt nemen.
Aan mijn zus vroeg ik waarom die mensen niet een beetje normaal kunnen doen: “Mayke, je zit op een psychiatrische afdeling”.