Het was weer eens tijd om naar de kapper te gaan. Gelukkig was mijn kapster terug van haar zwangerschapsverlof. Minder gelukkig was het tijdstip waarop ik mijn haren liet knippen. Toen ik binnenkwam zat een man op de piano boogie woogie muziek te spelen. Daar had ik totaal geen zin in. Ik begon te bidden in het spaans: “Dios, todopoderoso, ayudame en estos tiempos dificiles” zodat God mij zou helpen om deze pianist te stoppen. In mijn gedachte zag ik dat door een harde windvlaag de deksel van de toetsen dichtklapte. Met als resultaat gebroken vingers, einde pianomuziek. Ik zat nog te wachten op mijn kapster en dacht dat ik nog kon ontsnappen aan de knipbeurt. Helaas vroeg toen het harenwasmeisje of ik met haar mee wilde lopen naar de wasbak. Ze vroeg direct of ik me wel goed voelde. “Prima”, was mijn antwoord, ik dacht: “Hoe eerder ik hier weg ben, hoe beter het is”.
Vervolgens werd ik geknipt en de pianoman speelde nog steeds door. Alles leuk en aardig maar praten en live muziek dat gaat bij mij niet samen. Ik vroeg me af wat hinderlijker was, de pianist of het geklets van mijn kapster. Op de piano kon ik geen invloed uitoefen. Ik overwoog nog even om zelf de klep van de toetsen dicht te gooien. Daarentegen had ik wel enige invloed op mijn kapster. “Zolang de pianist speelt, kan ik niet met je praten” zei ik tegen haar. Grof, maar wat moet je in zo’n situatie. Ze was verbaasd dat ik de muziek niet leuk vond. Veel mensen komen juist op zaterdag omdat de muziek een bijzondere sfeer creëert. Ze had nog nooit een klant gehad die niet van de muziek hield. Beter gezegd, ze had nog nooit een klant gehad die zo eerlijk was als ik. De gastvrouw bood mij een glaasje wijn aan. Ik drink geen alcohol en bedankte de dame vriendelijk. De kapster was heel erg verbaasd.”Wil je ook geen glaasje wijn?”. Geen muziek, geen wijn ze vond dat ik een zwaar leven leidde. “Dat is nog maar het begin” dacht ik.
In ieder geval zijn mijn haren weer geknipt en dat is prettig.