Drie maal verdwijnen is tentoongesteld.

De afgelopen maanden ben ik erg creatief bezig. De schildersdoeken, verf, linoleum en kwasten zijn niet aan te slepen. Ik ga met name naar buiten om naar de schilderswinkel te gaan. Veel tijd voor een ontspannen wandeling heb ik niet meer. Er moet geproduceerd worden in Huize Merkx, inmiddels woon ik mijn atelier. Als alle afgedrukte lino’s op het wasrek liggen te drogen, dan denk ik ‘mooi productiemaatschappij Merkx draait op volle toeren’. Want als de lino’s liggen te drogen, ben ik al weer bezig met de compositie van een schilderij. 

Even was ik ongerust dat mijn werk stil zou komen te liggen bij een opname in het UMC, maar daar ga ik gewoon weer verder. Ik heb daar ook de mogelijkheid om nieuwe dingen te proberen, zoals bijvoorbeeld foto’s overzetten op houten panelen of grotere doeken schilderen. Voor het maken van schilderijen met drie verdwijnpunten heb je namelijk veel ruimte nodig.

Inmiddels hangt er een schilderij van mij in het ‘Hersencafé’ van het UMC. Een plek die drukbezocht wordt door patiënten, personeel en bezoekers van de afdeling psychiatrie. 

Dat voor iemand die de tekenleraar op de middelbare school tot waanzin heeft gedreven, is het niet gek. De opdracht was teken je idool met inkt. Toen ik de piramiden van Cheops wilde tekenen, mocht dat niet. “Idolen zijn mensen zoals George Michael, Madonna of Elvis. Geen stenen!” schreeuwde hij door het lokaal. Uiteindelijk heb ik toen zijn idool, Seth Gaaikema moeten tekenen. 

Maar nu wordt er een schilderij van mij tentoongesteld. Eerlijk is eerlijk, het is geen portret maar een lijnenspel. Eindelijk waardering voor mijn bijzondere rechtlijnigheid.

Franse knieval voor Velázquez

Dit is een vertaling van een artikel uit El Pais geschreven door Álex Vicente, Parijs gepubliceerd op 22 maart 2015.

Velazquez, Venus in de spiegel National Gallery Londen
Velazquez, Venus in de spiegel, National Gallery Londen

In het museum “Grand Palais” in Parijs is na 25 jaar een grote overzichtstentoonstelling te zien van de Spaanse schilder Velázquez .

Dit zei Manet toen hij Velázquez ontdekte: “de schilder der schilders”, die alleen al een reis naar Madrid rechtvaardigde. De Fransen zullen vanaf aanstaande woensdag een reden minder hebben om de grens over te gaan. Het Grand Palais zal dan de deuren openen voor een grote tentoonstelling over deze Sevillaanse schilder die te zien zal zijn tot 13 Juli. De Spaanse koning en koningin zullen officieel de tentoonstelling openen op dinsdag, tijdens hun staatsbezoek aan de Franse hoofdstad. In de nu nog stille gangen van het Grand Palais, waar een team op vrijdagnacht de laatste schilderijen en bordjes ophing, schitteren nu al de 51 werken die toegeschreven zijn aan Velázquez. De jonge conservator Guillaume Kientz is het gelukt om ze samen te brengen.

Deze conservator, van de afdeling schilderkunst in het Louvre, die nog maar 34 jaar oud is, is de uitdaging aangegaan om de grootste overzichtstentoonstelling samen te stellen die doet denken aan de grote gezamenlijke tentoonstelling in het Museo Nacional del Prado in Madrid en het Metropolitan Museum in New York in 1989. Tenminste, als je let op het grote aantal en het belang van de in bruikleen ontvangen werken, afkomstig uit openbare- en privécollecties in Londen, Berlijn, Rome, Wenen, Budapest, Sint Petersburg, Dublin, New York, Washington, en vaak en veel obstakels moesten omzeilen.

Aan de uitleg voor een internationaal publiek is gedacht, dat ook niet per se bekend is met zijn werk. De tentoonstelling laat een chronologische overzicht zien van de hele loopbaan van Velázquez.

Het begint met zijn Sevillaanse periode, voordat de invloed van Caravaggio te zien is in zijn werk, en de realistische afbeeldingen van kroegen, zoals De keukenscene en Drie muzikanten en voordat hij zich richtte op zijn leven aan het hof van Felipe IV, waar hij in de herfst van 1623 begon. Verder wordt er aandacht besteed aan zijn twee reizen naar Italië en de terugkomst naar het hervormde hof na het tweede huwelijk van de koning.

Tijdens zijn leven, zal de schilder zich onderscheiden door zijn persoonlijke stijl die uitsteekt boven de strenge eisen van portretschilderijen die het koningshuis aan hem oplegde. Het laat ook de overeenkomst zien met Pablo de Valladolid. Op een bijna abstracte achtergrond, voegt hij Sebastian de la Huerta (lid van de Spaanse Inquisitie) toe. Het schilderij komt uit een privécollectie en “is bijna nooit voor het publiek te zien geweest”, aldus de conservator. Het steekt ook uit boven het legendarische raadsel dat veel van zijn schilderijen omhult, zoals de compositie van de vage reflectie van Venus in de spiegel, uitgeleend voor deze gelegenheid door de National Gallery in Londen. “Met Velázquez heb je nooit het gevoel dat je alles hebt ontdekt. Zijn mysterie is oneindig. Je weet dat je altijd wat meer zult zien”, zegt de hispanist Jonathan Brown, die als grootste expert van de schilder wordt beschouwd.

Van de bijna vijftig in bruikleen ontvangen werken, komen er 18 uit Spaanse musea. Het Prado heeft 7 van de 49 doeken uitgeleend die het museum in haar bezit heeft- het maximum aantal dat uitgeleend mag worden volgens de strenge eisen – waaronder Smidse van Vulcanus en het ruiterportret van de Prins Baltasar Carlos. Het Nationaal Erfgoed heeft twee schilderijen uitgeleend: De mantel van Jozef, dat normaal gesproken pronkt in het Koninklijk paleis El Escorial, en Het witte paard uit de collectie van het Palacio Real, een onaf werk dat een voorbeeld was voor de ruiterportretten die hij in zijn atelier maakte.

Het Hospital de los Venerables in Sevilla heeft twee werken uitgeleend, in ruil voor een schilderij van Murillo dat het Louvre zal uitlenen in 2016. Het Museo de Orihuela leent, ondanks haar terughoudendheid, De verleiding van Sint Thomas van Aquino uit, dit op aandringen van de conservator en eveneens in ruil voor een werk van Philippe de Champaigne. Verder heeft El Palazzo Doria –Pamphilj in Rome het Portret van Paus Innocentius X gestuurd, het indrukwekkende werk dat Francis Bacon fascineerde door zijn hardheid en zijn krampachtige trek rond de mond. De Paus zelf overigens vond het schilderij niet mooi.

Velázquez - Paus Innocentius X
Velázquez – Paus Innocentius X

Op basis van een nieuw proefschrift, heeft de conservator het besluit genomen om het tentoon te stellen naast een model dat is toegeschreven aan het atelier van de schilder. Volgens Kientz zou een voorstudie zijn en is het geschilderd door Velázquez zelf, ondanks dat de meningen van andere deskundigen hierover uiteenlopen.

De noodzaak van de toestroom van geleende werken uit het buitenland kan worden verklaard door de schaarste van Velázquez in de Franse musea. Er was een dozijn in de collectie van de Franse Koning Lodewijk Filips I, maar ze werden geveild na zijn regeerperiode in 1850 en verspreidde zich zo over de hele wereld. Vandaag de dag heeft het Louvre slechts een portret van Felipe IV, in het depot van het museum voor Spaanse kunst in Castres en het wordt nu tentoongesteld. Er zijn slechts twee schilderijen meer in Frankrijk, een in Orléans en de andere in Rouen. “Tijdens de zestiende en zeventiende eeuw, was Velázquez alleen bekend in Spanje en werd hij alleen daar gewaardeerd”, zegt de hoofdconservator van het Prado Javier Portús in Le Monde. “De bekendheid van en de waardering voor buitenlandse kunstenaars was niet mogelijk tot de negentiende eeuw. Toen het Prado opende werd zijn werk bekender in Europa. Inmiddels hadden enkele kunststromingen zijn werk ontdekt. De Naturalisten en de Antiklassieken verdedigden zijn werk.”

Proust citeerde hem herhaaldelijk in zijn roman À la recherche du temps perdu en de filmregisseur Godard wijdde een scene aan hem in Pierrot le fou, waarin Jean-Paul Belmonde in bad een essay las over de schilder. Het doet hem denken aan “de trieste wereld waarin hij leefde, bevolkt door een ontaarde koning, zieke prinsen, idioten, dwergen en monsterlijke narren gekleed als prinsen”. Volgens de conservator kende de meerderheid van de Fransen zijn werk niet. “Het is interessant om te benadrukken dat het werk van Velázquez beroemd is maar tegelijkertijd ook onbegrepen”, schrijft Kientz in de catalogus. “Terwijl Velázquez nooit werd vergeten in Spanje, was hij wel een lange tijd onbekend in Frankrijk, of liever gezegd slecht begrepen.”

Het doel van de tentoonstelling is om de eer te herstellen van een man, die evenmin in zijn tijd werd gewaardeerd door de vreemde kwaliteit van zijn werk. “Voor zijn tijdgenoten leek het of de schilderijen nog niet af waren, en hierdoor was hij niet populair onder zijn tijdgenoten” schreef Ortega y Gasset in zijn tijd. “Ik had de meest impopulaire ontdekking gedaan: dat de realiteit zich onderscheidt van de mythe dat zijn werk nooit klaar was.”

Van Gogh en Gauguin het atelier in het zuiden

Van Gogh, Het gele huis, Arles
Van Gogh, Het gele huis, Arles

Al enige tijd schrijf ik in mijn kunstschrift over mooie en bijzondere tentoonstellingen. In 2002 was er in het Van Gogh Museum de tentoonstelling: “Van Gogh Gauguin, het atelier in het Zuiden”. In oktober 1888 komt Gauguin wonen in het “Gele huis”. Er is al heel veel geschreven over de samenwerking van Van Gogh en Gauguin. Mijn aantekeningen zijn een korte toelichting op de tentoonstelling maar ook de vragen die het bij me oproept.

De tentoonstelling vond ik overweldigend. Nog nooit had ik zoveel meesterwerken van Van Gogh bij elkaar gezien. Drie keer de Zonnebloemen, maar op een andere manier geschilderd. Prachtige bomen met bloesem. In de lente denk ik vaak aan de zin in een brief van Van Gogh aan zijn broer Theo: “Stuur me geld en materiaal, nu de lente is gekomen kan ik veel bomen met bloesem schilderen, daar houden de mensen van”. Opmerkelijk dat hij zich bezighield met de wensen van de kopers.

Zonnebloemen Van Gogh
Zonnebloemen Van Gogh

Het viel me ook op dat Van Gogh veel moeite heeft gedaan om Gauguin het naar de zin te maken, zijn atelier knapte hij helemaal op. Hij schilderde bijvoorbeeld de zonnebloemen om indruk te maken op Gauguin. Hij probeerde een inspirerende omgeving te creëren. Jammer dat de samenwerking niet is gelukt, althans in zijn ogen. In de tijd dat zij samenwerkten hebben ze veel mooie schilderijen gemaakt. Van Gogh was meer een realist dan Gauguin: “L’Allée des Alyscamps’” gaf Van Gogh weer zoals het was. Terwijl Gauguin dingen wegliet om het mooier te maken. Gauguin werkte ook terughoudender dan Van Gogh, minder heftige penseelstreken en een andere vlakverdeling. Van Gogh schilderde liever in zijn atelier terwijl Gauguin graag buiten schilderde. Gauguin en Van Gogh hebben in deze periode veel van elkaar geleerd. Gauguin met name het gebruik van andere kleuren.

Het is enigszins bedroevend om te zien dat Van Gogh vol overgave schilderde omdat hij anders het contact met de realiteit zou verliezen. Drie maal “La Berceuse” omdat het hem rustig maakte. En hij was steeds op zoek naar vriendschap, Gauguin had hem immers verlaten.
Op het moment dat Van Gogh stierf, moest Gauguin nog aan zijn belangrijkste werken beginnen. Je zou je kunnen afvragen welke schilderijen Van Gogh nog zou hebben gemaakt als hij niet zo jong was gestorven; meer van hetzelfde of totaal iets nieuws.